Diagnostiek trombosebeen nog onvoldoende
Tijdig vaststellen en correct behandelen van een trombosebeen is van levensbelang. Maar de methode die ziekenhuizen vaak gebruiken om te bepalen of er sprake is van trombose, werkt niet in de huisartsenpraktijk. Onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht hebben dat aangetoond. Toch wordt door de huisartsen dezelfde methode gebruikt. De onderzoekers stellen dat hierdoor een onacceptabel hoog percentage patiënten met trombosebeen niet worden herkend door de huisarts en dus niet worden doorverwezen naar het ziekenhuis. Dezelfde onderzoekers hebben daarom een nieuwe werkwijze voor de huisarts ontwikkeld waarmee in een kwart van de gevallen een trombosebeen veilig kan worden uitgesloten. Het onderzoek wordt deze week gepubliceerd in het tijdschrift Annals of Internal Medicine.
Jaarlijks krijgen 32.000 mensen in Nederland een trombosebeen. Dat betekent dat er een bloedpropje ontstaat in een ader in het been. Dit belemmert de circulatie in het been, zodat het onderbeen rood, gezwollen en pijnlijk wordt. Stukjes van het stolsel kunnen afbreken en in de longen terechtkomen. Dit is een gevaarlijke complicatie, waar de patiënt zelfs aan kan overlijden. Het is dus zaak om er op tijd bij te zijn.
Aan de andere kant moet je ook niet zomaar beginnen met een behandeling als het niet zeker is dat het om trombose gaat. Trombose wordt behandeld met medicijnen die het bloed verdunnen. Die medicijnen nemen terwijl het niet nodig is, is niet zonder risico: het kan leiden tot ernstige bloedingen. Een correcte diagnose en behandeling van een trombosebeen is dus van levensbelang.