'Pijnbehandeling bij kanker moet trapsgewijs'
De pijnbehandeling bij mensen met kanker moet trapsgewijs plaatsvinden met regelmatige evaluatiemomenten. Ongeveer 50% van alle kankerpatiënten kampt met (chronische) pijn. Die pijn wordt vaak echter onvoldoende behandeld. Kankerpatiënten zouden een actieve rol moeten krijgen in de pijnbehandeling waarbij ze beter geïnformeerd worden over de pijn zelf, de behandelingen en de eventuele bijwerkingen ervan. Dat adviseert het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE).
Het KCE baseert het advies op literatuuronderzoek naar negen verschillende typen pijnbehandelingen. Hieruit komt naar voren dat voordat een behandeling wordt gekozen, eerst een zogenaamde pijnmeting moet worden gedaan. Hierbij wordt er gekeken naar het ontstaan, de ernst en aard van de pijn en de impact die het op de individuele patiënt heeft. Vervolgens zal de behandeling trapsgewijs moeten starten. Met de pijnbehandeling moet een minimale pijnafname van 30% te realiseren zijn. Om dit te monitoren zijn regelmatige evaluaties belangrijk. Dit geeft de mogelijkheid om de pijnbehandeling nog aan te scherpen, als blijkt dat de pijnafname niet afdoende is.
Behandeling van pijn trapsgewijs
Het KCE raadt aan om bij botpijn en pijn door zenuw- of weefselbeschadiging te beginnen met paracetamol of ontstekingremmers. Wanneer de pijn niet afneemt of zelfs erger wordt, kan worden overgestapt op zwaardere geneesmiddelen als opioïden (derivaten van opium). In een aantal gevallen kunnen ook corticosteroïden worden toegediend. De geneesmiddelen kunnen eventueel vervangen worden door andere behandelingen, of ermee aangevuld worden.