Vroege virusmeting na longtransplantatie voorkomt complicaties
Door na een longtransplantatie de hoeveelheid Epstein-Barr virus (EBV) in het bloed te meten en de hoeveelheid afweerremmende medicatie hierop aan te passen, kunnen gevallen van lymfeklierkanker na longtransplantatie voorkomen worden. Bovendien lijkt deze aanpak te leiden tot een afname van chronische afstoting van de getransplanteerde long en een toename van de overleving na transplantatie. Dit blijkt uit onderzoek van internist Erik Verschuuren van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Hij promoveert 13 december 2006 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Patiënten, die een longtransplantatie hebben ondergaan, krijgen medicatie die voorkomt dat het nieuwe orgaan door het lichaam wordt afgestoten. Door deze medicatie neemt de afweer van deze patiënten af. Daardoor kan het Epstein-Barr virus (EBV), bekend van de ziekte van Pfeiffer, weer opnieuw actief worden. Dit kan na een longtransplantatie leiden tot PTLD, een ziektebeeld dat lijkt op lymfeklierkanker. PTLD kan leiden tot de dood van de patiënten.