Hoe gaat een RAST-test in zijn werk?
Bij een RAST-test neemt de arts eerst bloed bij je af. Dan voegt hij aan dit bloedmonster de stof toe waar je mogelijk allergisch voor bent, dit noem je het allergeen. Mensen met een allergie, hebben in hun bloed het antilichaam IgE (immunoglobuline-E-antilichamen). Als je allergisch bent voor een bepaald allergeen, bijvoorbeeld pollen, dan bindt IgE zich aan de pollen.
Daarna wordt een radioactieve stof aan het bloed toegevoegd. Dit bindt zich weer aan het IgE dat zich aan de pollen gebonden heeft. Vervolgens wordt de radioactiviteit gemeten. Hoe hoger de radioactiviteit, hoe meer IgE er gebonden is en hoe erger de allergie is.
Tegenwoordig is de radioactieve stof vervangen door van kleur veranderende eiwitten die zich aan de antilichamen binden. Er wordt dus niet meer gemeten hoe hoog de radioactiviteit is, maar hoe groot de kleurverandering is. Nog steeds geldt: hoe groter de kleurverandering, hoe meer IgE er gebonden is en hoe erger de allergie is.
Complicaties bij RAST-test
De RAST-test vindt buiten je lichaam plaats en hierdoor kun je geen complicaties krijgen. De bijwerkingen die bij een RAST-test kunnen optreden, hebben dan ook te maken met het afnemen van het bloed (bloedprikken). Hierdoor kun je een bloeduitstorting of lichte pijn krijgen. Sommige mensen raken ook niet lekker bij bloedafname. Zeer zeldzame complicaties zijn infectie of ontsteking van de huid of een ader.
Laatst bijgewerkt op 24 september 2018