Hoe gaat een vruchtwaterpunctie in zijn werk?
Een vruchtwaterpunctie wordt uitgevoerd op de polikliniek Gynaecologie. De gynaecoloog ontsmet eerst de buik van de zwangere met alcohol of jodium. Vervolgens wordt er een naald in de buik gestoken, tot in de baarmoeder. Dit kan een beetje pijnlijk zijn. Met de naald wordt er ongeveer 15-20 ml vruchtwater opgezogen. De arts kijkt tijdens het onderzoek met een echo of het ongeboren kind niet geraakt wordt. Het onderzoek duurt ongeveer tien minuten.
Als de zwangere resusnegatief is, kan dit een gevaar vormen voor het ongeboren kind na een vruchtwaterpunctie. Om problemen te voorkomen zal je dan een anti-D injectie krijgen.
De uitslag van een vruchtwaterpunctie
Het vruchtwater gaat naar het laboratorium. Daar kunnen ze cellen van het ongeboren kind uit het vruchtwater halen en controleren op afwijkingen in de chromosomen en/of het DNA. Wanneer het ongeboren kind onderzocht wordt op een open ruggetje, wordt ook de hoeveelheid van het eiwit AFP in het vruchtwater gemeten.
Er zijn twee methoden waarmee de chromosomen onderzocht kunnen worden. Bij de ene methode wordt alleen gekeken naar de chromosomen 13, 18, 21, X en Y. Hierbij kunnen alleen bepaalde afwijkingen onderzocht worden. Bij de andere methode wordt naar alle chromosomen gekeken en kunnen er meer afwijkingen gevonden worden. Je krijgt je uitslag van de eerste methode sneller (na ongeveer een week) dan de uitslag van de tweede methode (na ongeveer drie weken). De uitslag van een vruchtwaterpunctie is vrijwel honderd procent betrouwbaar. Wanneer het ongeboren kind een afwijking blijkt te hebben, zal de gynaecoloog of klinisch geneticus je meer informatie over de afwijking geven.
Soms geeft de test geen uitslag. Dan is het weleens nodig om bloed af te nemen bij de ouders of de vruchtwaterpunctie opnieuw te doen.
Laatst bijgewerkt op 13 juli 2018