Emotionele en gedragsproblemen bij dove kinderen
Om inzicht krijgen in de opvoedsituatie van dove kinderen en hun emotionele en gedragsproblemen, onderzocht Van Eldik via vragenlijsten 238 dove kinderen. 175 kinderen bezochten het Christelijk Instituut voor Doven Effatha, 63 kinderen waren verbonden aan een van de slechthorenden-scholen in Nederland. 41% van de dove kinderen blijkt aanzienlijke/ernstige emotionele en gedragsproblemen te ervaren. Dit is 2 tot 3 keer meer dan bij horende kinderen. De problemen van dove kinderen bestaan voornamelijk uit teruggetrokken gedrag, sociale problemen, aandachtsproblemen en agressief gedrag. Dove kinderen met een laag intelligentieniveau hebben beduidend meer sociale problemen en aandachtsproblemen. Wanneer er sprake was van een slechte communicatie tussen ouders en kind, hadden de betreffende kinderen meer emotionele en gedragsproblemen. Van Eldik vond geen duidelijke verschillen tussen jongens en meisjes.
Ouders van een doof kind ervaren meer belasting in de opvoeding dan ouders van een horend kind. Het gaat dan vooral om acceptatie van het kind, het aankunnen van het kind, problemen met het kind, belasting door het kind en het gevoel alleen te staan in de opvoeding. Ouders die vinden dat de communicatie niet goed verloopt, ervaren meer problemen in de opvoeding en zouden willen dat de situatie anders was. Ruim 12% van de gezinnen ervaart een extreme zwaarte in de opvoeding. Wat betreft de emotionele betrokkenheid van de gezinnen en het aanpassen aan nieuwe situaties unctioneert ruim 56% van de gezinnen met een doof kind normaal en 35% onevenwichtig.
Ruim 8% functioneert niet goed. Deze percentages komen overeen met die van gezinnen met horende kinderen. De betrokkenheid van de gezinsleden naar elkaar toe is groter dan in gezinnen met een horend kind. Dove kinderen maken volgens Van Eldik meer stressvolle gebeurtenissen mee dan horende leeftijdgenoten. Ook hebben ze gedurende hun leven minder plezierige gebeurtenissen ervaren. Ruim 30 % van de onderzochte kinderen heeft uitzonderlijk veel gebeurtenissen meegemaakt.
Volgens Van Eldik is in ruim 45% van de gezinnen met een doof kind de opvoedingssituatie in meer of mindere mate verstoord. Waar meer gezinsbelasting wordt ervaren, is sprake van meer emotionele en gedragsproblemen. Een slecht gezinsfunctioneren blijkt ook samen te gaan met meer problemen. Bovendien ervaren kinderen die meer gebeurtenissen meemaken meer problemen.
Op grond van het onderzoek doet Theo van Eldik een aantal aanbevelingen. Het gedrag van dove kinderen en informatie over de opvoedingssituatie zou op een systematische manier moeten worden vastgelegd en worden gevolgd. Als dat nodig is moet dove kinderen adequate hulp worden aangeboden. Tot vindt van Eldik dat het gezin moet worden ondersteund door het bevorderen van de communicatie, het bieden van opvoedingsondersteuning en hulp bij het verwerken van het hebben van een doof kind.