Diagnose van autisme en verwante stoornissen
Ouders maken met hun kind helaas vaak een lange weg langs verschillende hulpverleners voordat de diagnose wordt gesteld. Dit komt voor een deel omdat autisme zeldzaam is en vele hulpverleners er weinig ervaring mee hebben. Aan de andere kant komt het ook doordat de diagnose op jonge leeftijd nog moeilijk te stellen is, omdat de afwijking van het normale vaak nog maar gering is.
Toch dient ongerustheid bij de ouders tot serieus onderzoek te leiden. Voor autisme bestaat geen test of laboratoriumonderzoek waarmee de diagnose gemakkelijk te stellen is. De diagnose wordt gesteld door een team van verschillende deskundigen, dat over een ruime ervaring beschikt in het onderzoeken van kinderen met ontwikkelingsstoornissen. Aan de hand van gesprekken met de ouders, vragenlijsten en observaties wordt beoordeeld of er sprake is van autisme. Ook moet worden uitgezocht of de klachten niet berusten op andere problemen zoals blindheid of slechtziendheid, doofheid of slechthorendheid en zeldzame stoornissen in spraak of taal. Elk kind met verdenking op autisme zal medisch en neuropsychologisch onderzocht worden. De kinderarts, kinderpsychiater en kinderneuroloog zullen de gezondheidstoestand van het kind in kaart brengen om zodoende een goed beeld van de ontwikkeling te krijgen. Dit is van belang omdat kinderen met autisme vaak onevenwichtig ontwikkeld blijken te zijn. Zo kunnen zij op enkele gebieden normaal voor de leeftijd of zelfs daarboven functioneren, terwijl zij op andere gebieden danig achter lopen. Een nauwkeurig beeld van sterke en zwakke kanten van het kind is een belangrijk hulpmiddel bij de omgang met het kind.
Oorzaak van autisme
In de afgelopen jaren is er veel onderzoek gedaan naar de oorzaak of oorzaken van autisme. Duidelijk is geworden dat autisme een stoornis is die bij het kind in aanleg aanwezig is. Daarmee is het idee dat autisme veroorzaakt wordt door een verkeerde opvoeding naar het rijk der fabelen verwezen. Er is iets mis in de hersenen, al is nog niet precies bekend wat er mis is. Wel is bekend dat autisme veel vaker voorkomt bij kinderen met bepaalde aangeboren hersenaandoeningen of stoornissen vroeg in de zwangerschap. Erfelijkheid speelt ook een rol. De kans op autisme bij een broertje of zusje van een autistisch kind is twintig maal groter dan in de algemene bevolking. Recente onderzoeken hebben aan het licht gebracht dat in families met één of meerdere kinderen met autisme vaker spraak-of taalproblemen of milde vormen van sociale contactstoornissen worden gezien bij familieleden, die verder geen autistische stoornis hebben.