Onderzoek naar bekkenbodemklachten bij vrouwen
Gesprek
Bij bekkenbodemproblemen is het belangrijk dat de gynaecoloog goed weet wat je klachten zijn. Daarom moet je meestal je klachten in je eigen woorden beschrijven. De gynaecoloog vraagt daarna soms nog verder: hoe het gaat met plassen, ontlasting, seksualiteit, en of er andere gynaecologische klachten zijn. Ook ziekten, vroegere medische ingrepen, eventuele eetproblemen, medicijngebruik of zwangerschappen kunnen ter sprake komen. Al deze onderwerpen zijn mogelijk van belang voor je klachten en daarmee voor verder onderzoek en behandeling. Na het eerste gesprek volgt een gynaecologisch onderzoek. Aan de hand van je klachten, het gesprek en het gynaecologisch onderzoek bespreekt de arts met je of aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Een aantal van deze onderzoeken wordt hieronder beschreven. Soms wordt nog meer onderzoek geadviseerd, zoals echoscopisch onderzoek of gespecialiseerde röntgenfoto's. De gynaecoloog geeft je dan verdere informatie.
Gynaecologisch onderzoek
De gynaecoloog vraagt je plaats te nemen op een gynaecologische onderzoekstoel. Je ligt met je benen gespreid, zodat de ingang van de schede goed zichtbaar is. Als je dat wilt, kun je vragen of je mee kunt kijken met een spiegel. Vaak begint de gynaecoloog met de vraag of je wilt persen. Soms is dan al een verzakking te zien. Daarna wordt een speculum (eendenbek) in de schede ingebracht. De baarmoedermond kan nu bekeken worden. Soms vraagt de gynaecoloog je nogmaals om te persen. Een kleinere verzakking is zo zichtbaar. Daarna doet de arts vaak een inwendig onderzoek (vaginaal toucher). Twee vingers worden in de schede ingebracht en hij of zij legt de andere hand op de buik. De baarmoeder en eierstokken worden zo afgetast. Soms vraagt de arts je nogmaals te persen of juist om de spieren van de schede aan te spannen. Dit laatste om de kracht van de bekkenbodemspieren te meten. Als er ontlastingsproblemen zijn kan de gynaecoloog een vinger in de het rectum (uiteinde van de dikke darm) inbrengen om de achterwand van de schede en de bekkenbodem te beoordelen (rectaal toucher). Een enkele gynaecoloog bekijkt de ingang van de schede terwijl je op jeknieën op een onderzoekbank ligt. Zo zijn soort en ernst van de verzakking soms beter zichtbaar.
Urine-onderzoek
Een urine-onderzoek kan aantonen of er sprake is van een blaasontsteking. Hiervoor is een 'gewassen plas' noodzakelijk. Je maakt hiervoor eerst de ingang van de schede schoon. Daarna plas je een klein beetje uit, en de rest van de urine vang je op in een potje.
Urodynamisch onderzoek (UDO)
Een urodynamisch onderzoek wordt gedaan om te bezien hoe de blaas werkt. Bij dit onderzoek brengt de arts via de urineleider een dun slangetje (katheter) in de blaas en vult deze met vocht. Terwijl je hoest of juist uitplast krijgt de arts informatie over de blaasspier, de werking van de bekkenbodem en het soort urineverlies. Je krijgt voor dit onderzoek een aparte afspraak.
Defecogram
Een defecogram is een onderzoek dat gedaan wordt bij ontlastingsproblemen. Via de anus wordt een röntgencontrastmiddel in het laatste deel van de dikke darm (rectum) gebracht. Soms wordt ook een röntgencontrastmiddel in de schede gebracht en krijgt je röntgencontrastvloeistof te drinken om de dunne darm zichtbaar te maken. Terwijl je op een toilet ontlasting hebt (defeceert), worden röntgenfoto's of een video-opname gemaakt. Zo ziet de arts hoe de dikke darm werkt en of deze verzakt is. Soms wordt tegelijkertijd de druk in de dikke darm gemeten. Daarvoor wordt een dun slangetje in de dikke darm gebracht.