Diagnose bij een hersentumor
Bij klachten die kunnen wijzen op een aandoening van de hersenen, bijvoorbeeld een hersentumor, geeft de huisarts een verwijzing naar een neuroloog. Deze onderzoekt of het lichaam nog goed door de hersenen bestuurd wordt en let daarbij op het lopen, de kracht in de armen en benen, het praten en het evenwichtsgevoel.
Als de neuroloog vermoedt dat er sprake is van een hersentumor, zijn verschillende andere onderzoeken mogelijk. De belangrijkste zijn een CT-scan, een MRI en een EEG. Bij een CT-scan (computertomografie) worden er dwarsdoorsnedenfoto's van de hersenen gemaakt. Deze foto's geven een beeld van de plaats, grootte en uitbreiding van een mogelijke tumor in de hersenen. Soms wordt een tweede serie foto's gemaakt waarvoor een contrastvloeistof toegediend wordt. MRI (Magnetic Resonance Imaging) is een onderzoek met magneetvelden en radiogolven (geen röntgenstralen). Hiermee wordt een zeer gedetailleerde afbeelding van de hersenen gemaakt. Bij dit onderzoek wordt meestal een contrastmiddel gebruikt om de afbeelding duidelijker te maken. Een EEG (elektro-encephalogram) geeft informatie over het functioneren van delen van de hersenen: bij een gestoorde functie kan het EEG afwijkend zijn.
Diagnose stellen bij hersentumor: nader onderzoek
Om zekerheid te krijgen over de diagnose hersentumor moet een stukje van het verdachte weefsel onderzocht worden. Hiervoor wordt wat weefsel weggenomen. Deze ingreep heet biopsie en wordt verricht door een neurochirurg: een chirurg die gespecialiseerd is in operaties van het zenuwstelsel. Het weefsel wordt dan onder de microscoop bekeken door een patholoog. Een biopsie kan op twee manieren: een stereotactische biopsie of een craniotomie. Welke ingreep plaatsvindt is afhankelijk van de plaats en de grootte van de tumor. Er is in ieder geval opname in het ziekenhuis voor nodig. Een stereotactische biopsie gebeurt onder plaatselijke verdoving of onder narcose. Met een speciaal meetinstrument (een soort frame om het hoofd) wordt precies de juiste plaats van de ingreep berekend. Op die plek maakt de arts een gaatje in de schedel en neemt dan via dit gaatje met een holle naald wat tumorweefsel weg. De meeste mensen mogen de dag na de ingreep weer naar huis. Een craniotomie is een grotere ingreep. Deze wordt gedaan onder narcose. De neurochirurg maakt een soort luikje in de schedel en via dit luikje verloopt de verdere operatie. Soms neemt de specialist alleen een stukje tumorweefsel weg voor microscopisch onderzoek. Meestal wordt echter direct zo veel mogelijk tumorweefsel verwijderd. Dan is de ingreep dus ook een behandeling. Na de operatie zet de arts het luikje weer terug in de schedel. Bij deze ingreep is een wat langere ziekenhuisopname nodig, meestal enkele dagen.