Heupdysplasie bij jonge kinderen
Wat is heupdysplasie bij jonge kinderen?
Het heupgewricht is een kogelgewricht; de kop van het dijbeen kan draaien in een kom. Bij heupdysplasie wordt de heupkop onvoldoende overdekt door de heupkom. De kop zit wel op de juiste plaats in de kom, maar de kom (en soms ook de kop) is onvoldoende ontwikkeld, waardoor het heupgewricht niet goed werkt. Heupdysplasie komt voor bij 20 op de 1000 pasgeborenen. Ouders zullen een heupdysplasie over het algemeen niet zelf ontdekken. Vaak is het de consultatiebureau-arts die bij de eerste controle beslist dat er nader onderzoek moet volgen. Heupdysplasie kan ertoe leiden dat een kind moeite krijgt met lopen. Bij jong-volwassenen kan het leiden tot vroegtijdige slijtage van de heup. Een tijdige behandeling kan dit voorkomen. Lees ook het artikel op Dokterdokter.nl over heupproblemen bij kinderen.
Opsporing
De exacte oorzaak van heupdysplasie is onduidelijk. Wel is bekend dat de kans op heupdysplasie groter is in de volgende gevallen:
- als er in de familie aangeboren heupafwijkingen voorkomen
- als een kind voor de geboorte in stuitligging heeft gelegen
- als een kind tevens een andere aangeboren afwijking heeft (b.v. open ruggetje of klompvoetje)
- heupdysplasie komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens, en meestal betreft het de linker heup. De huisarts of de consultatiebureau-arts onderzoekt standaard bij alle baby's of de beentjes voldoende kunnen worden gespreid, of er lengteverschil is tussen de beentjes en of er een extra bilplooi aanwezig is. Daarnaast kan in de eerste levensdagen worden onderzocht of de heup gemakkelijk uit de kom kan gaan. Een dubbelzijdige heupafwijking is vaak moeilijker te ontdekken, omdat er dan meestal geen beenlengteverschil en geen extra bilplooi zichtbaar is.
Nader onderzoek
Als de consultatiebureau-arts of de huisarts vermoedt dat er sprake is van een heupafwijking, dan zal dit altijd nader moeten worden onderzocht. Vaak wordt dan eerst echografisch onderzoek gedaan. Dit is een onderzoek met behulp van geluidsgolven. Hiermee kan al direct na de geboorte een ernstige dysplasie worden opgespoord. In veel gevallen is een echografie echter onvoldoende om de diagnose te stellen. Daarom moet ook altijd een röntgenfoto worden gemaakt om zekerheid te verkrijgen. Ook als bij lichamelijk onderzoek of op de echografie geen symptomen van een heup-afwijking worden gevonden, maar je kind behoort wel tot één van de hiervoor genoemde risicogroepen, dan is het aan te bevelen om vier à vijf maanden na de geboorte een röntgenfoto te laten maken. Pas op deze leeftijd is het mogelijk om een bruikbare röntgenfoto te maken. Voor die tijd bestaat het heupgewricht voornamelijk uit kraakbeen, wat op een röntgenfoto niet zichtbaar is.