Onderzoek bij knie-aandoeningen
Om vast te stellen wat de oorzaak van jouw klacht is (het stellen van de diagnose), kunnen de volgende onderzoeken van belang zijn:
- Anamnese: de arts vraagt wat de precieze klachten zijn en hij probeert te weten te komen hoe de klachten precies zijn ontstaan.
- Lichamelijk onderzoek: na de anamnese bekijkt en onderzoekt de arts de knie.
- Röntgenonderzoek: afhankelijk van de bevindingen bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek wordt bepaald of er een röntgenfoto van de knie nodig is. Op zo'n foto kan een botafwijking (bijvoorbeeld een breuk) te zien zijn. Een foto maakt aandoeningen aan de meniscus, knieband en het kraakbeen niet zichtbaar.
- MRI-onderzoek: de arts kan in speciale gevallen een MRI (Magnetische Resonantie) onderzoek aanvragen. Met dit onderzoek op de röntgenafdeling kunnen beelden van de knie verkregen worden zonder röntgenstralen. Het onderzoek kan informatie geven over de kniebanden en de menisci. Aandoeningen aan het kraakbeen zijn met dit onderzoek minder goed aan te tonen.
- Arthroscopie (kijkoperatie): de arts kan een arthroscopie voorstellen om vast te kunnen stellen welke problemen er in het gewricht zijn. Meestal zal tot een arthroscopie worden besloten als de arts denkt dat jouw klachten worden veroorzaakt door een knieaandoening, die met een operatieve ingreep wellicht verholpen kan worden. De arts kijkt dan via een buis met een kleine camera (arthroscoop) in de knie. Bij dit onderzoek kunnen scheuren in het kraakbeen, de meniscus en knieband vastgesteld worden en zo nodig aansluitend operatief behandeld worden.