Diagnose en behandeling van multifocale motore neuropathie
Door uitgebreid EMG-onderzoek wordt MMN onderscheiden van PSMA. Zo´n onderzoek zal bij iemand met MMN geleidings-vertraging en meestal geleidingsblokkade (´conduction block´) aantonen die bij PSMA niet voorkomt.
Een MRI-scan van het zenuwvlechtwerk onder de schouders kan karakteristieke afwijkingen tonen en draagt dus bij aan de diagnosestelling. Bij het stellen van de diagnose MMN moet onderscheid gemaakt worden tussen MMN en andere neuropathieën. Hiertoe behoren onstekingsachtige neuropathieën als het Guillain-Barré Syndroom (GBS), chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) en chronische idiopathische axonale polyneuropathie (CIAP). Voor MMN zijn dan ook specifieke diagnostische criteria opgesteld. De behandelend neuroloog kan nadere informatie over de diagnostiek inwinnen bij de polikliniek neuromusculaire ziekten van het Universitair Medisch Centrum in Utrecht (UMCU, telefoon 030 250 65 64).
Behandeling
De behandelend arts kan medicijnen voorschrijven zoals intraveneuze immuunglobuline (IVIg). Dit heeft bij ongeveer 85% van de mensen met MMN een redelijk effect. De noodzakelijke hoeveelheid per kuurdag verschilt per patiënt. De werking van IVIg is meestal tijdelijk. De meerderheid van de mensen met MMN krijgt daarom op termijn een onderhoudsbehandeling met IVIg. Het is aan te raden de eerste behandeling met IVIg te laten plaatsvinden in een ziekenhuis waar men ervaring heeft in het geven van de behandeling en het evalueren van het effect ervan. Prednison lijkt doorgaans niet te helpen en kan als bijwerking verergering van de spierzwakte veroorzaken. In de jaren negentig werd het immuunsuppressivum cyclophosphamide bij MMN als aanvullende behandeling op IVIg gegeven. De resultaten hiervan waren redelijk goed, maar gebleken is dat dit medicijn op lange termijn een verhoogd risico met zich meebrengt op het ontwikkelen van bepaalde vormen van huid- en bloedkanker.
Naast medicijnen die het ziekteproces kunnen beïnvloeden, ondervinden veel mensen met MMN baat bij lichaamsbeweging, vaak onder begeleiding van een fysiotherapeut. Hierbij moet men zich realiseren dat de reserve in spierkracht bij mensen met MMN vaak veel geringer is dan bij mensen zonder die ziekte. Overmatig trainen met als gevolg langdurige spierpijn (langer dan 48 uur na de inspanning zelf) is dan ook niet aan te bevelen.
Wetenschappelijk onderzoek
Naar de oorzaak en behandeling van MMN wordt internationaal onderzoek verricht. In het UMCU loopt een onderzoek waarbij gekeken wordt of behandeling met een nieuw immuunsuppressivum met aanzienlijk minder bijwerkingen dan bijvoorbeeld cyclophosphamide, namelijk Cellcept, dat een verlaging van de noodzakelijke dosis IVIg mogelijk maakt. Aan dit onderzoek doen dertig mensen met MMN mee.