schadelijk
Kan het kwaad voor mijn hoofd als ik Benzodiapines langdurig gebruik?
Antwoord van de apotheker
Hoewel er in de literatuur geen aanwijzingen zijn dat het langdurig gebruik van benzodiazepines schade aanricht aan de hersenen wordt langdurig gebruik afgeraden in verband met het optreden van afhankeijkheid en tolerantie. Om afhankelijkheid (oftwel: verslaving) te voorkomen is het van belang de behandelingsduur zo kort mogelijk te houden en indien mogelijk het slaapmiddel niet dagelijks te gebruiken. De normale gebruiksduur waarbinnen continu gebruik van een slaapmiddel nog verantwoord is, varieert in het algemeen van enkele dagen tot twee weken. De maximale gebruiksduur voor de kortwerkende slaapmiddelen is vier weken. Binnen deze vier weken dient ook het uitsluipen, dat wil zeggen het geleidelijk verminderen van de dosering, plaats te vinden. Voor de ultrakortwerkende benzodiazepine(-achtige)n brotizolam en midazolam is de maximale gebruiksduur nog korter, namelijk twee weken. Vanwege het risico van onthoudingsverschijnselen wordt aangeraden om bij stoppen van de behandeling in elk geval uit te sluipen (de dosering geleidelijk te verlagen) om de kans op onttrekkingssymptomen en rebound-verschijnselen zoveel mogelijk te beperken. Er moet tegen worden gewaarschuwd bij therapie met een benzodiazepine met lange eliminatiehalfwaardetijd van de ene op de andere dag om te schakelen naar een benzodiazepine met korte eliminatiehalfwaardetijd. Door de kortere eliminatietijd zullen onthoudingsverschijnselen overdag tot uiting kunnen komen. Ongewenst chronisch gebruik Het frequenter en langduriger voorschrijven van slaapmiddelen dan nu zinvol wordt geacht – en in het verleden op grote schaal heeft plaatsgevonden – heeft geleid tot een aanzienlijke groep chronische gebruikers. Een groot deel van deze groep is ondanks de wens te willen stoppen hiertoe zonder hulp niet in staat, onder andere vanwege onthoudingsverschijnselen die bij staken kunnen optreden. Er zijn in de literatuur diverse methodes voor afbouw van chronisch benzodiazepinegebruik beschreven. Bij bestaand chronisch benzodiazepinegebruik kan met duidelijke voorlichting, bijvoorbeeld in een brief van de arts, worden gestimuleerd het gebruik af te bouwen of ten minste de dosering te verlagen. Gebleken is dat een dergelijke minimale interventie kan leiden tot stoppen in ongeveer 15-20% van de gevallen. Indien dit niet helpt kan gereguleerde dosisreductie worden geprobeerd. Meestal wordt eerst overgeschakeld naar een benzodiazepine met een lange halfwaardetijd als diazepam, waarna de dagdosis met 25% per week wordt afgebouwd. Het voorschrijven van tabletten van 2 mg vereenvoudigt de dosisreductie. De gevolgen van elke reductiestap worden in een consult geëvalueerd. De ontwenningsverschijnselen zijn meestal het hevigst aan het einde van de reductieperiode. Indien nodig kunnen de reductiestappen in de laatste weken worden verkleind naar 12,5% per 3–4 dagen. Met een snelle methode, waarin benzodiazepinemedicatie werd vervangen door een lage dosering van een kortwerkend benzodiazepine en deze na één week werd gestaakt, zijn ook goede resultaten beschreven. Met intermitterend gebruik kan men de nadelen van chronisch gebruik voorkomen of beperken. Een ander voordeel is dat de patiënt ervaart dat ook zonder continu hypnoticagebruik de slapeloosheid onder controle kan komen. (HK)