CBS: honderd-plussers in Nederland
In 1965 waren er honderd. Ook na die tijd is het aantal honderd-plussers sterk blijven groeien. In 1997 waren er voor het eerst meer dan duizend mensen honderd jaar of ouder. Iets minder dan de helft van de honderd-plussers is exact honderd jaar oud. Ongeveer één op vier is 101. Een honderdtal inwoners van Nederland is 104 jaar of ouder.
Drie decennia terug maakten vrouwen nog 65% van de honderdjarigen uit. Tegenwoordig is dat ruim 85%. Vrouwen hebben op iedere leeftijd een kleinere sterftekans dan mannen. Dat komt door verschillen in stofwisseling en hormoonhuishouding, die samenhangen met het geslacht, maar ook door verschillen in omstandigheden zoals ongezond werk. Daarnaast spelen verschillen in bijvoorbeeld roken, alcoholgebruik, vet eten en ander risicovol gedrag een rol.
Van de mensen die in het begin van de negentiende eeuw zijn geboren, is slechts één op de tienduizend honderd jaar geworden. Van de mensen die aan het eind van die eeuw werden geboren, heeft één op de vijfhonderd de leeftijd van honderd jaar bereikt. Dit komt vooral doordat besmettelijke ziekten steeds meer werden beteugeld.
Afgenomen sterftekansen zijn de voornaamste oorzaak van de stijging van het aantal eeuwelingen in de twintigste eeuw. Deze invloed is veel groter dan het feit dat in de negentiende eeuw het aantal geboorten toenam. Vooral sterftepieken in de wintermaanden maken overigens dat de sterftecijfers van hoogbejaarden van jaar op jaar fluctueren. Zo sterven in winters met griepepidemieën beduidend meer hoogbejaarden dan in andere jaren.
Volgens de nationale bevolkingsprognose van het CBS zal het aantal honderd-plussers de komende decennia verder toenemen, van ruim duizend nu tot ongeveer 2000 in 2020. In 2050 zullen er naar schatting meer dan 5000 inwoners honderd jaar of ouder zijn.