Huisarts heeft weinig te zoeken op de computer
Dat blijkt uit het onderzoek van Anita Verhoeven naar het zoekgedrag van huisartsen, waarop zij 10 november promoveert. Verhoeven, ooit zelf huisarts, enquêteerde 226 huisartsen in Nederland over hun informatiegebruik en informatiebehoefte.
De studie laat zien dat naslagwerken over geneesmiddelen, andere boeken uit eigen bezit en consultatie van collega's nog steeds de belangrijkste informatiebronnen vormen.
Nieuwe media worden daarentegen zelden geraadpleegd. Ofschoon 93 procent van de ondervraagden een PC op het werk bezit, wordt deze zelden gebruikt voor patiënt-specifieke vragen. Slecht drie procent van de huisartsen had in 1996 een internetaansluiting.
"Elektronische informatiebronnen hebben het zoekgedrag van huisartsen nog niet merkbaar beïnvloed," concludeert de promovendus.
Uit de enquête blijkt ook dat er op de kwaliteit van de nieuwe media nog veel valt af te dingen. Computers, en dan met name internet, scoren laag wat betreft het zoekgemak, de kosten, de bruikbaarheid van de informatie, de trefkans en de tijd om de benodigde informatie te vinden.
Een vergelijkend experiment bevestigde deze vinding. Verhoeven vroeg 87 huisartsen om een aantal vragen uit de medische praktijk op te lossen met behulp van drie verschillende informatiebronnen: de gedrukte Index Medicus, Medline op CD-ROM en Medline via het computerprogramma Grateful Med.
De gedrukte vorm leverde niet alleen de meest relevante literatuurverwijzingen op, ook de kwaliteit van de zoekacties was bij deze informatiebron het hoogst.
Mevrouw Verhoeven (Tilburg, 1958) studeerde geneeskunde in Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de disciplinegroep Huisartsgeneeskunde van de RUG. Verhoeven is wetenschappelijk medewerker bij de Universiteitsbibliotheek van de RUG.