Inspectie: toepassing van de wet BOPZ in de gehandicaptenzorg
Dit concludeert de Inspectie voor de Gezondheidszorg in haar rapport 'Zorg onder beperking opnieuw bekeken', dat verstuurd is naar de staatssecretaris Vliegenhart, naar alle instellingen in de verstandelijke gehandicaptenzorg en naar de koepels.
De wet BOPZ regelt in de zorg voor verstandelijk gehandicapten de rechtspositie van mensen die niet in staat zijn zelf de beslissing te nemen tot opname in een instelling en die zich door hun handicap niet zelfstandig kunnen handhaven. Alle 132 instellingen in de zorg voor verstandelijke gehandicapten hebben aan dit onderzoek meegewerkt.
De Inspectie constateert dat veel instellingen de aanbevelingen uit het eerdere onderzoek naar de toepassing van de BOPZ hebben overgenomen. Maar dit heeft er niet altijd toe geleid dat de behandeling, de begeleiding en bejegening van bewoners bij het toepassen van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen in de praktijk verbeterd is. De meerderheid (72%) van de instellingen registreert het toepassen van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen. Ook melden de meeste van deze instellingen dit bij de inspectie.
Bijna de helft van de afzonderingsruimtes voldoet niet aan de wettelijke eisen. Sommige ruimtes zijn slecht geventileerd, onhygiënisch en te klein. Slechts 30 procent van de instellingen heeft de afgelopen twee jaar maatregelen genomen om dit te verbeteren. De Inspectie heeft de betreffende instellingen laten weten dat voor september 1999 alle afzonderingsruimtes aan de wettelijke eisen moeten voldoen.
Ruim 80 procent van de instellingen hebben de aanbeveling van de Inspectie om een persoon aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de dwangbehandeling, opgevolgd. In sommige instellingen wordt de orthopedagoog hiertoe aangewezen, in andere de arts, de eerste verantwoordelijk begeleider of de leidinggevende.
Slechts een kwart van de instellingen heeft criteria opgesteld waarin staat wanneer sprake is van ernstig gevaar en verzet. De helft van deze instellingen heeft de criteria vervolgens opgenomen in een protocol. De Inspectie vindt dat de koepelorganisatie VGN voor het eind van het jaar een modelprotocol moet ontwikkelen voor het toepassen van dwangbehandeling.
Van de ongeveer 8000 bewoners die in 1998 te maken hadden met vrijheidsbeperkend middelen en maatregelen of dwangbehandeling, werd slechts voor 1777 de rechtspositie geregeld. Hoewel dit meer is dan in 1996 (800), is de Inspectie van mening dat instellingen voor alle bewoners die te maken hebben met vrijheidsbeperkende maatregelen een BOPZ-indicatie moeten aanvragen. Daarnaast vindt de Inspectie dat de samenstelling en deskundigheid van de indicatiecommissies beter moet worden geregeld.