Promotieonderzoek naar de geschiedenis van interferon
Dat blijkt uit het proefschrift "Biology Meets Drug Development: The Biography of a `Miracle Drug', the Interferons" waarop apotheker en medisch historicus Toine Pieters op 5 november promoveert aan de Universiteit Maastricht.
Aan de hand van archiefonderzoek en interviews in acht landen wordt duidelijk dat bij de beoordeling van de werkzaamheid van een geneesmiddel sprake is van een subjectief afwegingsproces. Zo heeft een onzeker en gering effect van een geneesmiddel bij de behandeling van onbehandelbare ziekten zoals multiple sclerose een andere betekenis dan bij behandelbare aandoeningen.
Succesvolle geneesmiddelontwikkeling wordt doorgaans geassocieerd met grote farmaceutische firma's als de stuwende kracht achter een keur aan nieuwe medicijnen. Een langdurig en wetenschappelijk testprogramma zorgt er voor dat tijdens de behandeling van patiënten de veiligheid en werkzaamheid van de farmaceutische producten is gewaarborgd.
'Marketers' van de farmaceutische industrie krijgen alle medewerking van media, wetenschappers en artsen dit beeld in stand te houden. De werkelijkheid is echter anders, laat deze studie naar de grillige `levensloop' van Interferon zien.
Interferon werd in 1957 ontdekt in Londen en door de Engelsen korte tijd omarmd als 'anti-virus penicilline'. Midden jaren zestig raakte het in de vergetelheid. Eind jaren zeventig is interferon plotseling voorpagina nieuws als wondermiddel tegen kanker. Hooggespannen verwachtingen bij kankerpatiënten, artsen en industrie leiden tot speculaties op Wallstreet en tot zwarte handel.
Pieters onderzocht de rol die de interactie tussen media en wetenschappers daarbij speelt. De wetenschappelijke en medische wereld jagen de verwachtingen verder op om zo geld te werven voor onderzoek. Als hun belangen in het geding komen, zijn zij echter de eerste om die verwachtingen vervolgens weer te temperen.
Door tegenvallende testresultaten en onverwachts grote bijwerkingen lijkt interferon begin jaren tachtig voorgoed van het toneel te verdwijnen. Voor een aantal van de farmaceutische bedrijven is echter het economische 'point of no return' bereikt. In de zoektocht naar een medische toepassing stellen zij grote hoeveelheden interferon gratis beschikbaar voor onderzoek in de kliniek.
Interferon wordt getest op duizenden patiënten met alle denkbare virus- en kankeraandoeningen, van AIDS tot borstkanker. In 1985 levert dat het eerste tastbare resultaat op; een zeldzame maar zeer kwaadaardige vorm van leukemie kan met interferon worden genezen. Ondanks de geringe omzetverwachtingen wordt de gelegenheid te baat genomen om interferon als geneesmiddel geregistreerd te krijgen.
Eenmaal toegelaten tot de `medische markt' ligt de weg open voor onderzoek naar meer lucratieve toepassingen. Interferon wordt niet langer aangeprezen als een op zichzelf staand geneesmiddel maar als een beloftevol onderdeel van combinatietherapie bij kanker en ernstige virusziekten.
Dit stelt de supporters van interferontherapie in staat om, als de effectiviteit van interferon ter discussie wordt gesteld, critici de mond te snoeren met het argument dat bij interferon sprake is van een belangrijke maar moeilijk te kwantificeren stimulerende werking op het immuun systeem.
Vrijwel geruisloos heeft interferon zich opgewerkt van marginaal middel tot een van de meest voorgeschreven geneesmiddelen ter wereld.