Onderzoek naar vruchtbaarheidsproblemen bij mannen
Om de mogelijke oorzaak van de verminderde vruchtbaarheid te onderzoeken, neemt de arts eerst een medische vragenlijst (anamnese) af over je voorgeschiedenis. In een laboratorium onderzoekt men de kwaliteit van het zaad. Zo nodig verricht de arts ook een lichamelijk onderzoek en vraagt hij of zij nog andere, aanvullende onderzoeken aan.
Anamnese
De medische vragenlijst heeft als doel het opsporen van aangeboren of verworven stoornissen in de spermaproductie. De arts kan daarvoor informeren naar:
- Het ingedaald-zijn van de zaadballen.
- Omgevings- en beroepsfactoren (werken met bestrijdingsmiddelen of zware metalen) leefgewoonten.
- Doorgemaakte ziekten met koorts.
- Doorgemaakte geslachtsziekten.
- Doorgemaakte operaties.
- Gebruik van alcohol, tabak, drugs of medicijnen.
- Het verloop van de geslachtsgemeenschap en bijzonderheden van de zaadlozing.
- Mogelijke oorzaken van verhoogde temperatuur van de balzak (strak ondergoed, elektrische dekens, frequente hete baden of saunabezoek).
- Het bestaan van mannelijke onvruchtbaarheid in de familie.
Zaadonderzoek
Het zaadonderzoek geeft informatie over de kwaliteit van het zaad. Voorafgaand aan het onderzoek luidt het advies om ongeveer drie dagen geen zaadlozing te hebben. Daarom is het verstandig het zaadonderzoek niet tijdens de vruchtbare periode te plannen. Je kunt het zaad thuis of in het ziekenhuis produceren door middel van masturbatie en opvangen in een door het ziekenhuis meegegeven potje. De meeste ziekenhuizen hebben een speciaal kamertje hiervoor. Als je het zaad thuis produceert, moet je het het liefst binnen twee uur naar het ziekenhuis brengen. Het zaad moet je op kamertemperatuur (broekzak) vervoeren. Vaak lijkt het of je maar weinig zaad produceert, maar het is voldoende voor het onderzoek.
Men onderzoekt het zaad in het laboratorium onder de microscoop en let daarbij op de hoeveelheid zaadcellen, de beweeglijkheid en hun vorm. Soms beoordeelt men de beweeglijkheid na een paar uur opnieuw. Gemiddeld duurt het twee tot drie weken voordat de uitslag bekend is. Je behandelend arts bespreekt de uitslag met je. Zaadonderzoek is een momentopname. De kwaliteit van het zaad is niet constant. Ziekte of medicijngebruik beïnvloeden de uitslag. Als blijkt dat de kwaliteit van het zaad niet optimaal is, adviseert men vaak het onderzoek te herhalen.
- MAR-test of IBT test: tegelijkertijd met het zaadonderzoek kan een MAR-test of IBT-test gedaan worden. Daarbij onderzoekt men of er antistoffen tegen zaadcellen aanwezig zijn. Doorgaans kijkt men naar twee soorten antistoffen: IgA en IgG. Als deze antistoffen bij een groot percentage zaadcellen voorkomen, is de kans op bevruchting mogelijk kleiner.
- Lichamelijk onderzoek: de arts let bij het lichamelijk onderzoek op mogelijke afwijkingen van de geslachtsorganen, het beharingspatroon en operatielittekens. Ook kunnen de zaadballen onderzocht worden op mogelijke ontstekingen of een spataderkluwen. Tot slot kan de arts de prostaat met een vinger via de anus aftasten.
- Postcoïtum-test of Sims-Hühnertest: bij deze test kijkt de arts of er na de gemeenschap beweeglijke zaadcellen in het baarmoederhalsslijm van de vrouw aanwezig zijn. Daarom moet je voor het onderzoek gemeenschap hebben. Dit kan de avond voor het onderzoek zijn, of de ochtend van de dag van het onderzoek. Bij je partner haalt de arts via een spreider (speculum) wat slijm weg voor onderzoek onder de microscoop. Men beoordeelt hoeveel zaadcellen in het slijm aanwezig zijn, en welk deel daarvan goed beweegt. Ook de kwaliteit van het slijm is van belang voor de uitkomst van het onderzoek. Bij veel zaadcellen die goed bewegen is de kwaliteit van het zaad over het algemeen goed. Bij weinig bewegende zaadcellen zegt de uitslag van het onderzoek minder. Mogelijk is de kwaliteit van het slijm dan niet optimaal of zijn er antistoffen in het slijm tegen de zaadcellen aanwezig. Een test die op het verkeerde tijdstip wordt uitgevoerd - dat wil zeggen te ver voor of na de eisprong -kan ten onrechte geen goed beweeglijke zaadcellen laten zien. Maar ook is het mogelijk dat er helemaal niets mis is terwijl uit de test 'blijkt' dat er geen goed beweeglijke zaadcellen zijn. Dit is de reden dat sommige gynaecologen deze test niet uitvoeren of er niet zoveel waarde aan hechten.