Hoe gaat een combinatietest in zijn werk?
Bij de combinatietest onderga je twee verschillende onderzoeken: een bloedonderzoek en een nekplooimeting. Aan de hand van de twee onderzoeken, de zwangerschapsduur en de leeftijd van de moeder wordt de kans berekend dat de baby Down-, Edwards- of Patausyndroom heeft.
Bloedonderzoek zwangerschap
Voor het bloedonderzoek ga je naar je verloskundige of een prikpost. Daar wordt bloed afgenomen bij de moeder. Het laboratorium onderzoekt dit bloed op twee verschillende stofjes. Deze stofjes heten PAPP-A en bèta-HCG. Als van deze stofjes te veel of te weinig aanwezig is, kan dit duiden op Down-, Edwards-, of Patausyndroom.
Nekplooimeting
De nekplooi is een laagje vocht dat alle ongeboren baby’s hebben in hun nek. Als deze verdikt is, kan dit wijzen op Down-, Edwards-, of Patausyndroom. De nekplooimeting wordt uitgevoerd via een echo. De verloskundige of gynaecoloog zal een laagje gel aanbrengen op je buik. Dan wordt een probe tegen de buik aangehouden. Dit apparaat zendt geluidgolven uit. Deze geluidgolven weerkaatsen in de buik, worden weer opgevangen en omgezet in een beeld. Vervolgens zal de arts of verloskundige de nekplooi van de baby meten op het beeld. De nekplooimeting duurt ongeveer dertig minuten.
Meer over echo’s tijdens de zwangerschap kun je lezen in het dossier Echo maken tijdens zwangerschap.
Laatst bijgewerkt op 3 juli 2018