Complicaties en herstel bij een niertransplantatie
Na een niertransplantatie kunnen algemene complicaties optreden, zoals een bloeduitstorting, wondinfecties, trombose en complicaties door de narcose. Een specifieke complicatie bij een niertransplantatie is acute afstoting van de nieuwe nier. Bij ongeveer een kwart van de transplantaties komen afstotingsverschijnselen voor. De nier gaat hierdoor slechter werken en kan verloren gaan. Symptomen van afstoting zijn verminderde urineproductie, een hoge bloeddruk, pijn, gewichtstoename en koorts. Afweer onderdrukkende medicijnen worden gegeven om de afstotingsverschijnselen te verminderen en zo de kans te vergroten om de nier te kunnen behouden. Ook chronische afstoting komt voor, hierbij gaat de nier langzaam minder goed werken. Hier is geen goede behandeling voor.
Hiernaast kun je na een niertransplantatie andere complicaties krijgen, zoals:
- Hoge bloeddruk
- Urinelek
- Urineweginfectie
- Vernauwing van de urineleider
- Nabloeding
In een enkel geval werkt de donornier niet. Daarnaast kan, afhankelijk van de aandoening, de eigen nierziekte ook optreden in de donornier. Hiernaast loop je door het slikken van afweer onderdrukkende medicijnen meer risico op het krijgen van infecties. Ook het risico op kanker en hart- en vaatziekten wordt iets vergroot door deze medicijnen of door de operatie. Hierdoor is na een niertransplantatie een gezonde levensstijl erg belangrijk.
Herstel na niertransplantatie
Na de operatie worden er drains in het wondgebied geplaatst om wondvocht af te kunnen voeren. Ook heb je meestal nog twee infusen en soms een slangetje in de neus voor zuurstof. De maagsonde kan meteen na de operatie worden verwijderd. Meestal kunnen de drains na drie dagen ook worden verwijderd. Het is afhankelijk van de situatie wanneer de blaaskatheter verwijderd kan worden. Tijdens je ziekenhuisverblijf worden er soms nog verschillende onderzoeken gedaan om te kijken of de nieuwe nier goed werkt, zoals bloedafname, urineonderzoek, een echo en nierbiopsie. Ook worden bijvoorbeeld je bloeddruk en hartslag goed in de gaten gehouden.
Bij de meeste patiënten werkt de nieuwe nier binnen twee tot drie dagen na de operatie. Als het langer duurt dan heb je in de tussentijd nog een nierdialyse nodig.
Voor de operatie begin je al met het slikken van afweer onderdrukkende medicijnen, zoals prednison, ciclosporine, tracrolimus, azathioprine of mycofenolat mofetil. Deze medicijnen moet je de rest van je leven blijven slikken om afstoting tegen te gaan. Hiermee wordt je immuunsysteem onderdrukt, waardoor je een verlaagde afweer hebt. Daarom lig je vaak de eerste paar dagen na de operatie op een eenpersoonskamer. Ook moet je medicijnen slikken om infecties te voorkomen.
Naar huis na een niertransplantatie
Je moet ongeveer een tot drie weken in het ziekenhuis herstellen voor je weer naar huis kunt. Een aantal weken of dagen na de operatie kunnen de hechtingen en de katheter die ter versteviging is geplaatst worden verwijderd. Hierbij krijg je antibiotica om een infectie te voorkomen. Daarna moet je een of twee keer per week op controle komen in het ziekenhuis. Afhankelijk van je vooruitgang zullen deze bezoeken verminderd worden.
Leven met één nier
Het is belangrijk om na een niertransplantatie gezond te leven en ook zijn er verschillende leefregels waaraan je je moet houden. Overleg met je arts wat dit in jouw geval inhoudt. Een jaar na de transplantatie functioneert ongeveer negentig procent van de nieren nog goed. De rest van de patiënten heeft opnieuw nierdialyse en uiteindelijk een nieuwe niertransplantatie nodig. Een nier van een levende donor gaat vaak ongeveer twintig jaar mee. Een nier van een overleden donor gaat ongeveer tien jaar mee.
Laatst bijgewerkt op 9 augustus 2018