Diagnose en behandeling bij CVA
Bij het vermoeden van CVA (beroerte) worden verschillende onderzoeken uitgevoerd:
- een gesprek over wat er precies gebeurd is (anamnese);
- algemeen lichamelijk onderzoek. Hierbij bekijkt de arts onder andere of het hart regelmatig en goed werkt en of sprake is van een hoge of lage bloeddruk;
- bloedonderzoek;
- neurologisch onderzoek. Hierbij onderzoekt men onder meer de bewegingen van armen en benen en de coödinatie van de bewegingen. De arts vergelijkt steeds links en rechts. Het waarnemen (zien en horen) wordt getest en de arts onderzoekt of het taalgebruik gestoord is;
- een CT-scan. Hiermee worden de hersenen zichtbaar gemaakt op een monitor;
- een MRI-scan, een onderzoek met magnetische golven waarmee de hersenen zichtbaar gemaakt worden op een monitor.
Medische behandeling van CVA
Na een CVA (beroerte) is meestal opname in een ziekenhuis noodzakelijk. Bij voorkeur vindt behandeling plaats in een 'stroke unit', een speciale afdeling voor mensen met een CVA. De behandelend arts is in eerste instantie de neuroloog; zo nodig worden andere specialisten erbij betrokken. Zo snel mogelijk na de opname wordt geprobeerd om de patiënt zo veel mogelijk te laten bewegen (mobilisering). Als het slikken problemen geeft, kunnen vocht en voeding gegeven worden via een sonde. Een sonde is een slangetje dat via een neusgat door de keel en de slokdarm naar de maag geleid wordt. Men kan ook vocht en medicijnen krijgen via een infuus. Klachten als epilepsie of depressie kunnen behandeld worden met medicijnen. Verder is de behandeling gericht op revalidatie en het voorkómen van complicaties. De kans op herstel is het grootst als zo snel mogelijk, liefst al op de dag na opname, met fysiotherapie of ergotherapie wordt begonnen. Voor na het ontslag uit het ziekenhuis zijn er 'stroke services' die de verdere zorg en nazorg coördineren.
Omgaan met de gevolgen van CVA
Na een CVA (beroerte) heeft iemand vaak lichamelijke hulp en geestelijke steun nodig. Het gedrag van een CVA-patiënt kan zo veranderd zijn dat hij of zij 'een ander mens' lijkt. Ook voor de partner kan het een zware opgave zijn om hiermee om te gaan. Hier volgen enkele adviezen:
- probeer de verlamde lichaamskant zo veel mogelijk te betrekken bij de dagelijkse handelingen;
- blijf met elkaar en met anderen communiceren. Spreek in korte, duidelijke zinnen. Als spraak niet mogelijk is, gebruik dan gebaren, gezichtsuitdrukkingen en geluiden;
- wijs de patiënt op dingen die te zien zijn aan de kant die hij of zij verwaarloost;
- als iemand geheugenstoornissen heeft, geef dan eenvoudige informatie en niet te veel in een keer. Herhaal belangrijke boodschappen of schrijf ze op;
- neem de patiënt niet alles uit handen. Het is goed als iemand allerlei handelingen zelf uitvoert, al gaat het soms langzaam en onhandig. Laat iemand een ingewikkelde handeling stapje voor stapje doen;
- probeer interesse voor de omgeving te stimuleren, bijvoorbeeld met de krant, de televisie of een hobby;
- praat open met elkaar over je gevoelens.
Als je het moeilijk hebt met de situatie of als er spanningen in de relatie ontstaan, kun je de hulp inroepen van een psycholoog of maatschappelijk werkende.