Methodes van spondylodeses
De eerste spondylodeses werden gedaan door langs de dwarsuitsteeksels van de wervels botspanen te leggen, die meestal afkomstig waren uit de bekkenkam. Om een aangroei te bewerkstelligen werd het bot zover ontdaan van pezen en beenvlies, dat een goed contactvlak ontstond. Na de operatie was het nodig om de patiënt, net als na een fractuur, langdurig bedrust te geven. Desondanks kwam het vaak voor dat er geen stevige benige verbinding ontstond, maar een soort "pseudo-gewricht" of pseudartrose.
In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden door Harrington staven geïntroduceerd, die met haken aan en om de wervelbogen bevestigd werden. De volgende stap was de ontwikkeling van schroeven die in de boogvoetjes van de wervels werden gedraaid tot in het wervellichaam. Deze schroeven worden verbonden met platen of staven. Er zijn tientallen verschillende fabrikanten die even zovele systemen op de markt hebben gebracht. In kwaliteit doen de systemen nauwelijks voor elkaar onder. De keuze hangt meestal samen met een persoonlijke voorkeur van de operateur, de prijs of van de beschikbaarheid.
In de jaren tachtig kwamen de "cages" op de markt. Dit zijn kooitjes, gemaakt van koolstof, titanium of kunststof. Ze worden geplaatst tussen de wervels, na het verwijderen van de tussenwervelschijf. Ze zijn er in allerlei vormen en uitvoeringen, geschikt om zowel vanuit de voorzijde als vanuit de achterzijde te worden ingebracht. Ze worden meestal gevuld met bot, of met een botachtige kunststof die met het bloed of beenmerg van de patiënt wordt vermengd. De schroefsystemen en de kooitjes kunnen zowel afzonderlijk als in combinatie worden toegepast. Over wat het beste is bestaat geen eenstemmigheid en er vindt nog veel discussie plaats.