Wanneer cognitieve gedragstherapie?
Uit onderzoek blijkt dat cognitieve therapie een effectieve vorm van psychotherapie is. Vaak is het zelfs effectiever dan medicijnen.
De effecten van cognitieve gedragstherapie zijn echter bij iedereen anders. Niet iedereen heeft er baat bij. In sommige gevallen zijn andere psychologische behandelingen beter geschikt. Er wordt nog steeds veel onderzoek gedaan naar verbeteringen van psychologische behandelingen. Aandoeningen waarbij cognitieve gedragstherapie kan worden toegepast:
- Angst- en paniekstoornissen.
- Zwak zelfbeeld.
- Milde depressies.
- Eetstoornissen.
- Dwangstoornissen.
- Alcoholverslaving.
- Impulsproblemen.
- Psychosomatische problemen (onverklaarbare lichamelijke klachten).
- Persoonlijkheidsstoornissen.
- Relatieproblemen.
- Stress en burnout.
- Slaapproblemen.
- ADHD en andere aandachtsgerelateerde problemen.
Als je cognitieve gedragstherapie nodig hebt, word je meestal door je huisarts doorverwezen naar een therapeut. Er zijn grote instellingen die deze therapeuten in dienst hebben. Maar er zijn ook vrijgevestigde cognitieve gedragstherapeuten.
Duur van de cognitieve gedragstherapie
Als je cognitieve gedragstherapie ondergaat, krijg je ook huiswerkopdrachten mee naar huis. Dit zorgt ervoor dat je ook thuis nog bezig bent met je behandeling. Daarom duurt de behandeling vaak vrij kort. 10 tot 25 therapiezittingen is een gemiddelde. Meestal heb je iedere week of iedere twee weken een zitting.