Pijnbestrijding bij een bevalling in het ziekenhuis
Er zijn verschillende soorten pijnbestrijding tijdens een bevalling in het ziekenhuis mogelijk. In Nederland wordt vooral gebruikgemaakt van de ruggenprik (epidurale pijnbestrijding) of een pompje met remifentanil. Het is goed om je te realiseren dat pijnbestrijding de pijn niet tot nul reduceert. De toppen van de weeën zijn wel verdoofd. Afhankelijk van de fase van de bevalling is de pijn geheel of gedeeltelijk verdwenen.
Ruggenprik
De ruggenprik bij een bevalling wordt gezet door een anesthesist. Het inbrengen en inwerken ervan duurt ongeveer een half uur. Je krijgt eerst een plaatselijke verdoving, waarna er een holle naald in je rug ingebracht wordt. Door de naald wordt een katheter ingebracht. Deze blijft zitten en wordt op de rug vastgeplakt. De verdovingsvloeistof wordt door de katheter toegediend. Door de ruggenprik neemt de pijn in je onderlichaam af. Omdat je ook minder goed voelt of je blaas vol is, krijg je een blaaskatheter of wordt er regelmatig kortdurend gekatheteriseerd.
Na een ruggenprik kun je een tintelend, jeukend gevoel over je lichaam krijgen. Dit kan geen kwaad en verdwijnt na een tijdje vanzelf. Afhankelijk van de hoeveelheid verdoving die toegediend is en de tijdsduur dat je verdoving hebt gekregen kun je gedurende enige tijd minder kracht en/of gevoel in je benen hebben.
Remifentanil
Remifentanil is een morfine-achtige stof. Voor dit snel- en kortwerkende middel krijg je een infuus met een pompje. Op het moment dat de pijn te heftig wordt kun je het pompje indrukken. Het werkt dan een minuut of negen. Het pompje is zo afgesteld dat je niet vaker dan goed voor je is de pijnstilling kunt toedienen.