Behandeling met gedragstherapie en medicijnen
Omdat bij ernstiger vormen van ADHD het kind slecht toegankelijk is voor gedragstherapie alleen, kan een behandeling met medicijnen die vorm van therapie aanvullen en versterken. De voornaamste werking van de bij ADHD gebruikte medicijnen is dat ze het kind met ADHD beter bereikbaar maken voor de omgeving en voor zichzelf. Het kind luistert daardoor beter en gemakkelijker en reageert redelijker. Het kan beter doorwerken aan taken, wat de leerprestaties ten goede komt. ADHD Medicijnen kunnen een gunstige invloed hebben op de motoriek. Het geven van medicijnen aan een kind kan vanzelfsprekend niet lichtvaardig geschieden. Het kind, de ouders en de leerkracht zullen zorgvuldig begeleid moeten worden door een arts. De medicijnen moeten bovendien voldoende positieve effecten hebben op het gedrag van het kind en er mag geen sprake zijn van aanhoudende hinderlijke bijwerkingen. Alle medicijnen hebben bijwerkingen die in wisselende mate, niet allemaal tegelijk en niet bij iedereen optreden. Als ze optreden, gebeurt dat meestal in de eerste dagen en zijn ze vaak van voorbijgaande aard. Er zijn verschillende soorten medicijnen die bij kinderen met ADHD worden toegepast:
- Medicijnen met een amfetamine-achtige werking (methylfenidaat, dexamfetamine). Deze hebben als belangrijkste bijwerkingen verminderde eetlust en slaapproblemen. Deze bijwerkingen nemen doorgaans na enkele weken af. Hinderlijk kan ook zijn dat kinderen soms erg druk worden wanneer deze medicijnen aan het eind van de dag zijn uitgewerkt. Met methylfenidaat met verlengde afgifte is dit laatste te ondervangen.
- Een medicijn dat ook wordt toegepast bij migraine en hoge bloeddruk (clonidine). Dit middel geeft bij de meeste kinderen de eerste weken wat slaperigheid. Zolang dat het geval is kan het kind beter niet onbegeleid deelnemen aan het verkeer.
- Medicijnen die gebruikt worden bij depressies, de zogenaamde antidepressiva (nortriptyline, imipramine). De belangrijkste bijwerkingen van deze middelen zijn: hartkloppingen, duizeligheid, droge mond, hoofdpijn, slaperigheid en moeite met de ontlasting.
- Medicijnen die gebruikt worden bij psychoses, de zogenaamde antipsychotica (pipamperon, thioridazine). De belangrijkste bijwerkingen van deze medicijnen zijn: moeheid, slaperigheid en spierstijfheid.
Artsen gebruiken bij kinderen met ADHD het liefst een van de medicijnen met een amfetamine-achtige werking, maar het kan zijn dat een kind dit om medische redenen niet mag hebben of het niet verdraagt. In dat geval komen de andere genoemde medicijnen in aanmerking. Na pogingen met één of meer medicijnen (na elkaar en soms in combinatie) vinden verreweg de meeste kinderen met meer ernstige vormen van ADHD baat bij medicijnen. Het is echter goed zich te realiseren dat er een reële kans is dat het eerste medicijn niet helpt. Als medicijnen nodig zijn geweest om het kind met ADHD bereikbaar te maken voor behandeling met gedragstherapie, blijkt het meestal nodig om het kind langdurig (jaren) met het medicijn te blijven behandelen. Als het medicijn wordt gestopt, valt het kind terug.
Medicijnen brengen bij ADHD geen genezing. Wel kan gedragstherapie het kind helpen om de momenten van de dag op te vangen dat het medicijn niet zo goed werkt en de periodes in het jaar dat de ADHD-verschijnselen erger zijn (verjaardag, Sinterklaas). Algemeen neemt men aan dat een behandeling met enkel medicijnen voor het kind met ADHD de vooruitzichten op de lange termijn niet verbetert. Onderzoek naar het effect op lange termijn van een combinatie met gedragstherapie is nog gaande.