Syringomyelie
Wat is syringomyelie?
Syringomyelie (syrinx = buis, myelon = ruggenmerg) is de term die gebruikt wordt om holtevorming in het ruggenmerg aan te geven. Het betreft een aandoening waarvan de ontstaanswijze ingewikkeld en niet volledig begrepen is. De behandeling kan tevens erg lastig zijn. Het succes van behandeling valt nogal eens tegen.
Zoals gezegd gaat het bij syringomyelie om holtevorming in het ruggenmerg. Maar niet iedere holte is een z.g. syrinx (buis). Tumoren bijvoorbeeld, die nogal eens gepaard gaan met holtes (cystes), kunnen ook in het ruggenmerg zitten. Ook kan er na een bloeding in het ruggenmerg als gevolg van een ongeval een holte overblijven nadat het bloed is verdwenen. Deze soorten holtes vallen hier buiten beschouwing. Bij de "echte" syringomyelie spelen deze oorzaken geen rol. Syringomyelie komt meestal voor in het ruggenmerg van de halswervelkolom, maar kan zich uitbreiden tot ver naar beneden, zelfs tot het uiteinde van het ruggenmerg (dat zich ter hoogte van de eerste lendenwervel bevindt) toe.
Oorzaken
Een precieze sluitende verklaring voor het ontstaan van syringomyelie is er niet, maar er zijn wel theorieën die de waarheid dicht lijken te benaderen. De ene theorie gaat ervan uit dat door de pulserende beweging van het hersenvocht in de vierde hersenkamer langzaam een holte ontstaat in het bovenste deel van het ruggenmerg. Er bestaat dan wel een gestoorde circulatie van het hersenvocht.
De andere theorie heeft er ook mee te maken dat het hersenvocht niet goed weg kan, en wel door vernauwingen in de ruimte tussen ruggenmerg en hersenvlies, de z.g. subarachnoïdale ruimte. Hierdoor zou het hersenvocht als het ware door het ruggenmerg naar binnen dringen in de richting van het smalle kanaaltje dat zich daar bevindt en op die manier een holte vormen.
De eerste theorie vindt steun in het feit dat syringomyelie vrijwel altijd wordt gezien in combinatie met de z.g. Chiari malformatie (misvorming, ook wel, historisch minder juist, misvorming van Arnold-Chiari genoemd). Bij deze misvorming hangen de uiteinden van de kleine hersenen (de tonsillen) in het achterhoofdsgat of eventueel zelfs ver daaronder. De tweede theorie wordt gesteund door het feit dat er vrijwel altijd een verminderde subarachnoïdale ruimte bestaat bij patiënten met syringomyelie.