Behandeling van hypofysetumoren
De behandeling van een hypofysetumor kan bestaan uit:
- Een operatie.
- Het toedienen van medicijnen.
- Bestraling.
De verschillende behandelingen kunnen ook gecombineerd worden. De keuze van de behandeling hangt af van een aantal factoren, waarvan de soort en grootte van de tumor de belangrijkste zijn. Bij de behandeling van hypofysetumoren zijn meestal meerdere specialisten van verschillende disciplines betrokken. Vaak zal de endocrinoloog de behandeling coördineren en de medicamenteuze therapie voor zijn rekening nemen. De bestraling wordt in principe uitgevoerd door de radiotherapeut. De neurochirurg is verantwoordelijk voor de operatieve behandeling.
De operatie
Wanneer de tumor in aanmerking komt voor operatieve behandeling zal meestal gekozen worden voor een operatie door de neusholte, de zogenaamde transsfenoïdale chirurgie. Hierbij wordt een opening gemaakt achter de bovenlip, net boven de tanden, om zo door de neusholte toegang te krijgen tot de schedelbasis waar de hypofyse ligt. De operatie kan ook direct door een neusgat plaatsvinden. Meestal wordt de ingreep in samenwerking met een KNO-arts uitgevoerd. Inmiddels wordt bij deze operatie steeds vaker gebruik gemaakt van een kijkbuis (endoscoop). Het lukt niet altijd het gezwel volledig te verwijderen. Vaak heeft dit te maken met de vorm en de ligging van de tumor of doordat het tumorkapsel erg vast zit aan de omgevende structuren. Wanneer de tumor niet goed te onderscheiden is van het normale hypofyseweefsel, zoals soms het geval is bij kleine hormoonproducerende tumoren, is de kans groter dat er bij de operatie nog een gedeelte van de tumor achterblijft. Dit hoeft niet altijd even erg te zijn, d.w.z. dat het niet per se zal leiden tot terugkeer en het opnieuw verwijderen van de tumor.
In sommige gevallen waarbij het gezwel niet via de neusholte geopereerd kan worden moet een zogenaamde trepanatie worden uitgevoerd. Hierbij wordt een klein luik in de schedel gemaakt, waarlangs vervolgens het gezwel bereikt kan worden. Het gaat hierbij vaak om een grote tumor, die door zijn vorm en ligging niet meer goed te opereren is door de neus of om een restant van een tumor, dat na een eerdere operatie door de neus is achtergebleven en nog druk uitoefent op omgevende structuren.
Na de operatie
Aan het eind van de operatie wordt de neusholte opgevuld met neustampons. Hierdoor kan het ademen in het begin wat lastig zijn, omdat men niet kan ademen door de neus. Deze neustampons worden na enkele dagen verwijderd en dan kan weer door de neus geademd worden. Gedurende enkele weken mag de neus niet hard gesnoten worden. Wanneer de operatie is uitgevoerd met behulp van de endoscoop is het meestal niet nodig de neusholte op te vullen met neustampons. De eerste dagen na de operatie krijgt de patiënt, wanneer er een wond achter de bovenlip gemaakt is, zacht en vloeibaar voedsel. Een gebitsprothese kan men een aantal dagen niet gebruiken.
Kort na de operatie is het bijhouden van de vochtbalans erg belangrijk. Wanneer de patiënt kort na de operatie veel moet plassen en / of veel dorst heeft is er waarschijnlijk sprake van een gestoorde waterhuishouding. In bepaalde gevallen moet dit met medicijnen behandeld worden. Wanneer er geen complicaties optreden vindt na enkele dagen ontslag uit het ziekenhuis plaats.