Dotteren

Wat is dotteren?

Dotteren is een manier om een vernauwing in een bloedvat op te heffen. Het wordt soms ook percutane coronaire interventie, angioplastiek of ballondilatatie genoemd. De arts adviseert een dotterbehandeling als:

• Je hartklachten hebt en medicijnen niet helpen.
• Een bloedvat plotseling is afgesloten, zoals bij een hartinfarct.

Bij dotteren plaatst de arts een ballonnetje in een vernauwd bloedvat. Daardoor rekt het bloedvat op en kan het bloed er weer goed doorheen stromen. Het ballonnetje wordt vanuit de lies of pols in het bloedvat geschoven met een dun slangetje. Zo’n slangetje heet een katheter. Vaak gaan dotterbehandelingen gepaard met het plaatsen van een stent. Een stent is een buisje dat in het bloedvat wordt geplaatst en dat ervoor zorgt dat het bloedvat open blijft.

Dotteren kan op verschillende plekken in je lichaam. Ook kan soms je traanbuis gedotterd worden. Dit gebeurt bij een traanbuisverstopping. In deze tekst vind je informatie over het dotteren van het hart.

Hoe gaat dotteren in zijn werk?

Op deze pagina lees je wat je voor het dotteren moet doen. Ook wordt er meer uitgelegd over de behandeling zelf. De exacte werkwijze kan per ziekenhuis verschillen.

Voorbereiding op dotteren

Voor een dotterbehandeling is er een aantal dingen waar je rekening mee moet houden:

• Eten en drinken. Het verschilt per ziekenhuis of je mag eten voor de behandeling. Vaak wordt er wel aangeraden veel te drinken voor de behandeling. Overleg met je arts of je nuchter moet zijn of niet.
• Stoppen met gebruik bloedverdunners, plastabletten, insuline en metformine. Je arts maakt afspraken met je over het gebruik van medicijnen. Met sommige middelen moet je tijdelijk stoppen, terwijl je andere gewoon door kunt blijven slikken.
• Vermeld allergieën aan je arts of verpleegkundige. Ben je allergisch voor bepaalde medicijnen, jodium, pleister of contrastvloeistof? Vertel dit dan voor de behandeling aan de verpleegkundige of je arts.
• Doe sieraden af. Zorg dat je geen sieraden om hebt tijdens het onderzoek, deze kunnen de behandeling belemmeren.
• Draag wijde kleding zonder metaal. Metaal verstoort de röntgenopnamen. De wijde kleding is nodig voor het drukverband dat je eventueel krijgt.
• Vervoer naar huis. Het is verstandig van tevoren vervoer naar huis te regelen. De behandeling kan je rijvaardigheid zodanig beïnvloeden dat zelf terugrijden of fietsen onverantwoord is.

Tijdens de dotterbehandeling

Op de dag van het dotteren maakt de verpleegkundige eerst een hartfilmpje (ECG) en meet je bloeddruk. Als je bloedverdunners gebruikt of diabetes hebt, wordt ook bloed geprikt. Dit is ter controle van je stollingswaardes en je bloedsuiker. Vervolgens ga je naar de hartkatheterisatiekamer of operatiezaal.

Voor de dotterbehandeling worden je lies of arm ontsmet met jodium. Eventueel onthaart de verpleegkundige je lies of pols. Vervolgens krijg je een infuus in je arm. Via het infuus krijg je tijdens het dotteren medicijnen en vocht toegediend. Daarna krijg je een verdovingsprik op de plaats waar de katheter naar binnen gaat en brengt de arts de katheter in je lies- of armslagader. De arts schuift de katheter via het bloedvat omhoog tot de vernauwing.

Vervolgens wordt er via de katheter contrastvloeistof ingespoten. Zo kan de cardioloog precies bepalen waar de vernauwing zit. Als de juiste plek gevonden is, schuift de cardioloog via de katheter een draadje naar binnen. Door dit draadje kan een klein ballonnetje naar de kransslagader gebracht worden. Als het ballonnetje precies bij de vernauwing is, blaast de arts hem op. De vernauwde ader wordt daardoor wijder gemaakt. Zo heeft het bloed weer genoeg ruimte om te stromen. Tijdens het opblazen kun je wat pijn op de borst voelen of je benauwd voelen, omdat de bloedtoevoer naar je hart tijdelijk onderbroken is. Meld dit aan je cardioloog. Hij kan je dan eventueel iets tegen de pijn geven. Meestal verdwijnt het gevoel vanzelf weer als de arts het ballonnetje laat leeglopen. Als het ballonnetje is leeggelopen, haalt de arts hem terug.

Als je gedotterd bent, moet de opening waar de katheter is ingebracht, worden afgesloten. Soms gebeurt dit op de hartkatheterisatiekamer, soms pas op de afdeling. De arts of verpleegkundige zal je lies een tijd afdrukken om het bloeden te stoppen en je krijgt een drukverband. Soms gebeurt het afsluiten met een soort plugje. Dit plugje lost binnen drie maanden vanzelf op in de slagader. Het aanbrengen ervan kan wel even pijn doen. Ook als je via de pols gedotterd bent, krijg je een bandje dat druk geeft op de pols. Het bandje laat de verpleegkundige met intervallen leeglopen om de druk af te bouwen. Tenslotte krijg je een mitella, zodat de arm waarin je geprikt bent, kan rusten. De dotterbehandeling duurt ongeveer drie kwartier uur tot anderhalf uur.

Stent plaatsen

Meestal plaatst de cardioloog via de katheter ook een stent in de kransslagader. Een stent is een kokertje van gevlochten metaal of oplosbaar melkzuur. Het verstevigt de ader en zorgt ervoor dat deze niet meer terug kan veren. Stents kunnen ook een medicijn bevatten. Dit medicijn verkleint de kans op een nieuwe vernauwing. Nadelen van stents zijn:

• Ze kunnen andere aders afsluiten.
• Er kunnen bloedstolsels ontstaan, omdat het lichaam het metaal niet herkent.

Laatst bijgewerkt op 2 juli 2018