Hoe gaat een scintigrafie in zijn werk?
Voordat de scan wordt gemaakt, moet eerst de radioactieve stof in je lichaam worden gebracht. Dit wordt meestal gedaan door de stof met een injectie in je bloedbaan te brengen. In sommige gevallen moet je de radioactieve stof opeten. In dat geval wordt de stof verwerkt in een pannenkoek. Ook kan het zijn dat je een radioactief drankje krijgt of dat je een radioactief gas in moet ademen.
De verschillende organen nemen de radioactieve stof allemaal met een verschillende snelheid op. Als je bijvoorbeeld een scintigrafie van de schildklier maakt, moet je ongeveer 45 minuten wachten nadat je de radioactieve stof heb ingenomen, voordat je de scan kan maken. Bij een botscan duurt het veel langer: dan moet je twee tot vier uur wachten. Als er een scintigrafie van het hart wordt gemaakt, kun je meteen de scanner in na het toedienen van de radioactieve stof.
Als de radioactieve stof is ingewerkt, kan de scan worden gemaakt. Tijdens de scan lig je op een tafel. Daarboven hangt de gammacamera. Daarin zit een detector, die de hoeveelheid straling meet. Hoe lang de scan duurt is afhankelijk van wat er afgebeeld moet worden. Meestal duurt een scan maximaal 30 minuten. Een scan voor een scintigrafie van het hart duurt meestal langer, omdat de hele cyclus van het hart moet worden afgebeeld.