Hoe gaat een CT-scan in zijn werk?
Als er een CT-scan van je lichaam wordt gemaakt, moet je in een tunnelvormig apparaat liggen; de CT-scanner. In de tunnel zit een ring die om je heen beweegt. Je moet dan zo stil mogelijk blijven liggen. Het maken van de CT-scan duurt hoogstens een paar minuten.
In de CT-scanner
Als je in een CT-scanner ligt, zit er aan de ene kant een röntgenbron en aan de andere kant een detector. In de röntgenbron wordt röntgenstraling opgewekt die door je lichaam wordt gestuurd. In je lichaam wordt de straling verzwakt doordat deze door de weefsels heen moet. Sommige weefsels laten meer straling door dan andere. Bot laat bijvoorbeeld weinig röntgenstraling door, lucht laat alle röntgenstraling door.
De detector meet de doorgelaten straling op. Vervolgens schuiven de röntgenbron en de detector een stukje door. Er wordt dan weer een meting gedaan, maar deze keer dus onder een iets andere hoek dan de vorige meting. Zo gaat dat door, totdat de totale 360˚ is overbrugd en er metingen zijn gedaan rond je hele lichaam.
Na de CT-scanner
Het resultaat is dat je een heleboel tweedimensionale afbeeldingen (2D) van je lichaam hebt, in allerlei verschillende hoeken. Een computer kan aan de hand van die tweedimensionale beelden een driedimensionaal beeld (3D) vormen.
Na het CT-onderzoek zal voor je behandelend arts een verslag worden gemaakt. Tijdens een vervolgafspraak zal hij de uitslag met je bespreken.
Laatst bijgewerkt op 3 januari 2018